Wet open overheid
De Wet open overheid (Woo) heeft als doel de overheid transparanter en toegankelijker te maken. De wet kent twee focusgebieden: passieve openbaarmaking en actieve openbaarmaking. Naast het openbaar maken van stukken wordt er vanuit de wet geëist dat organisaties de informatiehuishouding op orde brengen.
Passieve openbaarmaking
Passieve openbaarmaking regelt het recht om informatie bij bestuursorganen op te vragen. Voor 2024 verwachten we binnen dit onderdeel geen grote ontwikkelingen. We blijven werken aan het verbeteren van het proces en het, waar mogelijk, verkorten van de doorlooptijden.
Actieve openbaarmaking
Actieve openbaarmaking verplicht bestuursorganen uit eigen beweging informatie openbaar te maken. Deze informatie is onderverdeeld in 11 voor gemeenten relevante informatiecategorieën. De betreffende informatie moet, in een later stadium, vindbaar zijn via een door de Rijksoverheid gefaciliteerd platform. Tot eind 2022 werd dit platform ontwikkeld onder de naam ‘Platform open overheidsinformatie’ (PLOOI). De opzet en naam van dit platform is in 2023 herzien. In vervolg daarop is de Woo-index door het Rijk beschikbaar gesteld. Deze index zal verwijzen naar gemeentelijke informatie die actief openbaar gemaakt wordt via de gemeentelijke websites of webportalen. Nu deze index beschikbaar is gesteld, is de verwachting dat er begin 2024 per Koninklijk besluit bekend wordt gemaakt per wanneer de eerste informatiecategorieën actief openbaargemaakt moeten worden. In voorbereiding daarop wordt er een gemeentelijk portaal ingericht dat alle actief openbaargemaakte informatie zal bevatten en die aansluit op de Woo-index.
In samenwerking met andere gemeenten wordt er deelgenomen in Woo-werkgroepen van de VNG. Binnen de Bollenstreek delen we actief kennis en informatie met Noordwijk en Katwijk.
Informatiehuishouding en overige informatiewetten
Het passief en actief openbaar maken vereist een informatiehuishouding die volledig op orde is. Dit wordt door de Woo ook expliciet vereist. Informatie moet duurzaam toegankelijk zijn opgeslagen conform wet- en regelgeving. Technische ontwikkelingen stellen ons in staat dit beter te organiseren dan voorheen mogelijk was. Dit heeft geleid tot een nieuwe kijk op de manier waarop gemeenten de informatiehuishouding inrichten. Grootste wijziging hierin is dat systemen in de nabije toekomst niet langer kopieën van informatie maken en gebruiken (common ground principe). Informatie wordt opgeslagen daar waar het ontstaat en andere systemen kunnen dat, waar nodig, raadplegen. Dit biedt vele voordelen rondom de vindbaarheid, duurzame toegankelijkheid en veiligheid van onze informatie. In deze ontwikkeling willen wij daarom in de pas blijven lopen met andere gemeenten.
Niet alleen de technologische ontwikkelingen hebben onze kijk op de informatiehuishouding veranderd, wet- en regelgeving dwingt ons hier in steeds grotere mate toe. Digitalisering is niet langer een keuze. Per 1 juli 2024 regelt de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer (Wmebv) dat burgers en bedrijven hun zaken die ze met de overheid moeten doen, digitaal kunnen afhandelen. En het tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid vereist dat de informatie die wij publiceren ook toegankelijk is voor mensen met een beperking.
De VNG heeft tientallen wetten en regels geïdentificeerd die in meer en mindere mate impact hebben op de informatiehuishouding van gemeenten. Veel van deze wetgeving komt zonder bijkomend budget vanuit het Rijk. Uitzondering hierop is de Woo. Doordat de Woo ook verlangt dat de informatiehuishouding op orde is, zal het Woo-budget zo slim mogelijk moeten worden ingezet om uitvoering te geven aan de verschillende informatiewetten. Het is niet de verwachting dat het Woo-budget toereikend is voor de uitvoering van al deze informatiewetten. De financiële consequenties zullen worden uitgewerkt zodra de Rijksoverheid meer duidelijkheid geeft over de fasering van de 11 informatiecategorieën. We verwachten wel dat het Woo-budget voldoende is om enkel in de basis aan de Wet open overheid te voldoen. De overige Bollenstreekgemeenten verwachten dit vooralsnog ook.